Inleiding

De op twee na grootste inheemse roofvogel is gemakkelijk te herkennen aan zijn sterk vertakte staart.

Op warme dagen ziet men tegelijk meerdere rode wouwen aan de hemel cirkelen. Al heel erg snel bereiken ze de nodige vlieghoogte. Dan zweven ze zoekend over weiden, akkers en boomgaarden. De positie van de vleugels en de vertakte staart sturen de richting. Zo vinden ze veldmuizen, mollen, een kikker of een onvoorzichtige kraai. Niet verwonderlijk dus dat de rode wouw door de zwarte kraaien niet graag gezien wordt en in de lucht aangevallen wordt. Het voedselspectrum van deze roofvogel is echter zeer breed. Soms ziet men hem ook over een zonet gemaaide weide schrijden. Dan is hij uit op regenwormen.

Meer informatie


Latijnse benaming:Milvus milvus
Biotoop:Leeft op de Zwitserse Hoogvlakte, in het Juragebergte en hier en daarin de Alpenvalleien
Grootte:Vleugelspanwijdte 175 - 195 cm
Gewicht:0.75 - 1.6 kg
Populatie:1.000 broedparen
Soort:Trekvogel, sommige dieren overwinteren
Broedtijd:Maart/april

Bron Swiss Ornithological Institute