Inleiding

Wat volksmuziek is, kan tegenwoordig niet meer duidelijk worden bepaald. Muziek is een alledaagse vanzelfsprekendheid geworden – en heeft zo de grenzen van de afzonderlijke thema's verregaand in elkaar over laten lopen.

Zwitserse volksmuziek is eerder een collectieve voorstelling die de zo verschillende fenomenen als alpenhoorn-, ländlermuziek en jodelliederen omvat, maar ook Tessiner volksliedjes, West-Zwitserse koren of Bernse liedjesmakers behelst.

Ländlermuziek als deel van de volksmuziek

Maar vaak wordt Zwitserse volksmuziek gelijkgesteld met ländlermuziek, de muziek die een centraal genre binnen de instrumentale volksmuziek vormt. Ländler zijn in Zwitserland, anders dan in andere alpenlanden, niet alleen dansen in driekwartsmaat. Het zijn marsen, Schotse dansen, mazurka's of foxtrots. De ländlermuziek en het ländlermuziek-begrip ontstond langzamerhand met de uitvinding en opkomst van de accordeon, vooral van het Schwyzerörgeli, vanaf ca. 1880. Tot op dat moment had zich in Zwitserland een bonte mengeling van melodieën uit alle mogelijke landen en tijden ontwikkeld. Naast Duitse, Oostenrijkse en Italiaanse melodieën waren er ook opera- en operettethema's te horen - soms zelfs hoofse dansen, die met de napoleontische bezetting werden ingevoerd. Het huurlingenwezen en de drukke handelsbetrekkingen droegen al van oudsher bij aan een levendige cultuuruitwisseling, nieuwe en vreemde zaken werden onbevangen opgenomen, op lokale wijze gebruikt, verder ontwikkeld en eigen gemaakt. Er werd gespeeld in gemengde dansmuziekkapellen van 5-7 man, die met instrumenten als een klarinet, viool, trompet, kornet en tuba of contrabas dansmuziek speelden.

Standaardisering en reglementering

Rond 1880 werd het begrip ländlerkapel bekend, dat vanaf 1900 uitsluitend voor de bezetting klarinet (saxofoon), Schwyzerörgeli (accordeon) en tokkelbas gold. Een andere standaardisering volgt in de jaren zestig - door de uniformering van de bezettingen en de onderscheiding naar regionale stijlrichtingen. Tegenwoordig worden zeven stijlen onderscheiden. De belangrijkste zijn:

Bündner stijl

Voor de Bündner stijl, die zich niet alleen tot het kanton Graubünden beperkt, geldt het ländlerkwintet (twee klarinetten, twee Schwyzerörgeli en een basviool) als kenmerk. De melodie wordt verzorgd door beide klarinetten (in B, vaker in A), terwijl de overige instrumenten voor de harmonische en ritmische begeleiding zorgen.

Centraal-Zwitserse stijl

Kenmerkend voor de Centraal-Zwitserse stijl is een ländlerbezetting met piano en het snelle spel, waarbij de melodie niet alleen door de klarinet - vaak ook de wat schelle klarinet in C - maar ook door de chromatische handharmonica verzorgd wordt.

Appenzeller stijl

Appenzeller muziek is ook nu nog grotendeels gebaseerd op de muziek uit de 19e eeuw. Ook de strijkinstrumenten zijn altijd nog sterk vertegenwoordigd in de volksmuziek. Originele Appenzeller strijkmuziek bestaat uit twee violen, een hakkebord, cello en contrabas en mag eigenlijk geen ländlermuziek genoemd worden.
Sinds 1971 ontmoeten de ländlermuzikanten elkaar om de vier jaar op een eedgenootschappelijke ländlermuziekfeest. Ze zijn georganiseerd in de vereniging voor Zwitserse volksmuziek. Ländlermuziek is harmonisch en formeel overwegend eenvoudig opgebouwd, zodat het spontane, voor de vuist weg musiceren - vergelijkbaar met een jamsessie in de jazz - mogelijk wordt. Ontmoetingen van muzikanten, de zogeheten Stubeten of muzikantenonderonsjes, worden gehouden in restaurants.